Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar het is alzo, als de gezanten der [58]vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden, om te vragen naar [59]dat wonderteken, dat in het land geschied was, [bij hem waren], [60]verliet hem God, om hem [61]te verzoeken, om [62]te weten al [wat] in zijn hart was. 58. Versta, de raadsheren des konings van Babel, die met zijn goedvinden deze gezanten afgezonden hebben; om welke oorzaak gezegd wordt dat zij hun gezanten waren, die 2 Kon.20:12 de gezanten des konings worden geheten. De zending geschiedt door den koning en zijn raadsheren. Zie Jes.37:14. 59. Dat namelijk aan de zon geschied was, om Hizkia's wil; 2 Kon.20:10,11. 60. Versta, een zulke verlating, waardoor God de zijnen niet voor altijd verlaat noch ten enenmale, maar alleen hun voor een zekeren tijd enige hulp en versterking onthoudt, niet om hen te doen vergaan, maar te beproeven, te vernederen en op te wekken tot hun schuldigen plicht, en andere mensen door hun exempel te onderwijzen. 61. Van de verzoeking Gods, zie Gen.22:1. 62. Dat is, opdat God aan Hizkia en de ganse kerk bekendmaakte. Want God heeft met de voorgemelde verlating hem voor een wijle beproefd, opdat hij zichzelven zou kennen, en uit het gevoel van zijn zwakheid en onvermogen oorzaak hebben om zich te vernederen; en dat in hem alle gelovigen hun zwakheid ziende, in vrees en beving hun zaligheid zouden werken. Vergelijk Deut.8:2, en Gen.22:12 met de aantekening.